Minister Bussemaker en staatssecretaris Dekker namens het kabinet en de Stichting van het Onderwijs hebben een principeakkoord bereikt over een Nationaal Onderwijsakkoord. Met de overeenkomst wordt de aantrekkelijkheid van het beroep van docent vergroot, de positie van de leraren versterkt en de werkdruk van personeel verlaagd.

Het akkoord is een voorwaarde voor het vrijkomen van de intensiveringsmiddelen, oplopend tot €689 miljoen. Omdat onderdelen ervan direct samenhangen met de begroting 2014, die pas op Prinsjesdag openbaar zal worden, zal de tekst van het akkoord na Prinsjesdag door partijen worden gepresenteerd. Daarna zullen de partijen in de Stichting van het Onderwijs het akkoord aan hun achterban voorleggen.

Het gesloten akkoord bevat afspraken over:

  • een impuls voor de werkgelegenheid in het primair en voortgezet onderwijs, waardoor in 2014 3000 jonge leraren extra een baan kunnen krijgen of behouden;
  • tijd en middelen voor leraren voor nascholing;
  • wettelijke verankering van het lerarenregister; in 2017 moet gewaarborgd zijn dat iedere onderwijsgevende gekwalificeerd en bevoegd is;
  • versterking van de positie van de leraar onder andere door een professioneel statuut in het primair en voortgezet onderwijs waarmee de zeggenschap van onderwijsteams wettelijk wordt geregeld;
  • vermindering van werkdruk en van administratieve verplichtingen voor de leraar; er komt een onderzoek naar administratieve rompslomp in het onderwijs;
  • invulling en flexibilisering van de onderwijstijd in het voortgezet onderwijs;
  • de ruimte voor primaire arbeidsvoorwaarden;
  • modernisering van de secundaire arbeidsvoorwaarden;
  • de inzet van de intensiveringsmiddelen voor het onderwijs uit het regeerakkoord.

Het principeakkoord is door de volgende sociale partners ondertekend: PO-Raad, VO-Raad, MBO Raad, Vereniging Hogescholen, VSNU, CNV Onderwijs, CNV Publieke Zaak en FvOv. Zij zijn verenigd in de Stichting van het Onderwijs.

Bron: Rijksoverheid.nl