Werkgevers vinden het belangrijk dat hun werknemers er een beetje representatief uitzien. Hierdoor komt het ook regelmatig voor dat er discussies ontstaan over bijvoorbeeld zichtbare tattoos, piercing ’s of kledingkeuze. Onlangs boog de Rechtbank Rotterdam zich over een zaak over tattoos. De vraag was: mag de werkgever zijn personeel verbieden om tijdens het werk zichtbare tattoos te dragen?
BOA met tattoo
In de rechtszaal van Rotterdam ging het om een buitengewoon opsporingsambtenaar BOA. Zijn werkgever verbood hem om tijdens het werk tatoeages in het zicht te hebben. Dit houdt in dat de BOA lange mouwen moet dragen of bijvoorbeeld de tattoo kan afdekken met een pleister. De werknemer was het niet eens met deze regeling. Hij vond de eis van zijn werkgever in strijd met zijn persoonlijke levenssfeer en wilde de tatoeages gewoon laten zien. Hij besloot naar de rechter te stappen.
Instructierecht
De werkgever beroept zich echter op het instructierecht, maar wat is dit precies? In artikel 7:660 BW is het instructierecht van de werkgever vastgelegd. Hierin staat dat de werknemer zich heeft te houden aan bepaalde instructies van de werkgever omtrent het verrichten van de arbeid en over de goede orde van de onderneming. De werknemer staat dus eigenlijk onder zeggenschap van de werkgever. De instructies behoren te vallen binnen de grenzen van de arbeidsovereenkomst en de algemeen verbindende voorwaarden. De werknemer moet bijvoorbeeld bedrijfskleding dragen of er geldt een rookverbod waar de werknemer zich aan moet houden. Toch kent het instructierecht ook grenzen. Het is niet precies te zeggen waar de grenzen liggen. Als de rechten en plichten goed beschreven staan in een degelijke arbeidsovereenkomst of in een bedrijfsreglement, is de bevoegdheid van het geven van instructies groter.
Recht op persoonlijk levenssfeer
Toch heeft iedere werknemer ook recht op zijn of haar persoonlijke levenssfeer. Het betekent dat hij of zij het leven in mag richten zoals hij of zij dat wil. Dit is verankerd in artikel 10 van de Grondwet “ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer”. Het instructierecht en de persoonlijke levenssfeer kunnen helaas wel met elkaar botsen. Dat blijkt wel uit deze zaak.
Hoe treedt het personeel naar buiten?
De kantonrechter was duidelijk en stelde eerst vast dat de werkgever mag bepalen hoe hij wil dat zijn personeel naar buiten treedt. De werkgever heeft het recht om te bepalen dat zijn BOA-personeel zichtbare tatoeages uit het zicht moet laten en bedekken tijdens de diensten. Er zitten echter wel grenzen aan het stellen van regels vanuit de werkgever aan tatoeages of andere lichaamsversieringen. Bijvoorbeeld als die in strijd zijn met fundamentele grondrechten van de werknemer. Of het tatoeagebeleid in dit geval de grenzen van het redelijke, en daarmee de grondrechten overschrijdt, zal moeten worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden in dit geval.
Grenzen niet overschreden
De kantonrechter vindt in dit geval dat de grenzen van het redelijke niet overschreden worden door het tatoeagebeleid. De werkgever mag de BOA dus houden aan het beleid. De kantonrechter vond het belangrijk dat de BOA een professionele en neutrale uitstraling heeft tijdens zijn diensten en dat de werkgever dit voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Dus, mouwen omlaag of pleister erop. Dit tast de werknemer niet wezenlijk aan om in zijn privétijd de tatoeages te tonen.
Tattoos bedekken
De werkgever mag dus van de BOA verlangen dat hij zich aan de regels houdt. De tatoeages moeten bedekt zijn tijdens diensten. Ook in dit geval blijkt dat hanteren van een correct beleid van groot belang is. Je leest in deze blog dat het kan zijn dat een rechter tot een andere conclusie komt bij andere omstandigheden. Is er geen deugdelijk beleid aanwezig of is het voor de functie van de medewerker niet nodig om de tatoeages te bedekken (omdat je bijvoorbeeld niet met klanten in aanmerking komt)? Dan had het oordeel dus anders kunnen zijn.